Prijsstijgingen doorberekenen?

11 oktober 2022 Bouwer & Officier

Op internet las ik het bericht dat de gasrekening van een bakker was gestegen van €30.000 naar €370.000. Daarnaast zijn ook de prijzen van andere ingrediënten en productiekosten voor bakkers gestegen.

De prijs van tarwe, een grondstof die niet alleen in de voedselketen wordt gebruikt, maar ook als biobrandstof, steeg in 2021 met circa 50%. Ten opzichte van het hoogtepunt is de prijs inmiddels weer met ongeveer 20% gedaald. De belangrijkste reden van de stijging van de tarweprijzen is de oorlog in Oekraïne. Dit land neemt de zevende plaats in van tarweproducerende landen. Het voordeel van tarwe is dat het snel groeit in diverse omgevingen, lang houdbaar is en niet veel arbeid en water nodig heeft.
Ook de prijs van water en melk is het afgelopen jaar gestegen en naar verwachting stijgt deze nog meer onder andere door droogte, het vele gebruik van water in verschillende industrieën en de gevolgen van de beperking van de CO2-uitstoot voor boeren. De component loonkosten stijgt in 2023 naar verwachting met gemiddeld 3,8%.
Ondanks dat het IMF uitgaat van een groeivertraging van de economie - een geringere groei betekent een lagere vraag naar producten en dus een lagere prijs - verhogen de ECB en de FED de rente om de inflatie de ‘kop’ in te drukken. Een renteverhoging heeft tot gevolg dat de vraag afneemt en dus ook lagere prijzen aangezien:
- de rentevoet een onderdeel is van de kostprijs van het aanhouden van voorraad. Een stijging betekent dus minder aanhouden van een voorraad en dus een lagere vraag;
- een hogere rente een stimulans is om een hulpbron te ontginnen en het beschikbare aanbod uit te breiden;
- een stijging van de rente betekent dat institutionele beleggers uit de financiering van grondstoffen stappen en overstappen op obligaties.
De enige manier om als bakker het hoofd boven water te houden, is een prijsverhoging van producten. Dan komt het fenomeen prijselasticiteit om de hoek kijken. Dit zegt iets over de verandering van de vraag bij prijsveranderingen van een bepaald product. De berekening daarvan is:

Prijselasticiteit = (procentuele verandering in vraag) / (procentuele verandering in prijs)

Theoretisch gezien zijn er twee uitersten van prijselasticiteit: een volkomen elastische vraag (een prijswijziging heeft oneindig veel invloed op de vraag) en een volkomen inelastische vraag (een prijswijziging heeft totaal geen invloed op de vraag).
Bij een volkomen elastische vraag zou elke prijswijziging
oneindig veel invloed hebben op de vraag. Bij een volkomen
inelastische vraag zou geen enkele prijswijziging invloed hebben op de vraag. In de praktijk komt dit natuurlijk niet voor. Brood is een voorbeeld van een product met een lage prijselasticiteit: of het brood nu 20% goedkoper is of niet, men gaat er niet veel meer brood door kopen. Luxe goederen hebben vaak een hogere prijselasticiteit. Een kleine wijziging heeft relatief veel invloed op de vraag naar het product, zoals bij een auto en een product als gebak en koek.

Ik had graag mijn artikel positief willen afsluiten met de mededeling dat de stijging van de prijzen voor ingrediënten en productiekosten wel aan de consument doorberekend kan worden. Echter, dat is voor een product met een inelastische vraag gemakkelijker dan bij een elastische vraag. 

Jack van der Voorn
Accountant en fiscaal jurist bij Bouwer & Officier Accountants
en Belastingadviseurs voor
bakkers, te Hazerswoude.
T: 071 – 34 190 00
Meer info: www.bouwer-officier.nl 

Dit artikel verscheen eerder op: Bakkers in bedrijf

Altijd op de hoogte blijven?